- danken
- {{danken}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [bedanken] thank2 [verschuldigd zijn] owe ⇒ be indebted♦voorbeelden:1 ja graag, dank je • yes, please, thank younee, dank je • no, thanksdank u zeer/wel • thank you very much, many thanksniet(s) te danken • not at all, you're welcome2 dit heb ik aan jou te danken • I owe this to you; 〈negatief〉 I have you to thank for thiswaar heb ik dit aan te danken? • what have I done to deserve this?II 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [afslaan] decline (with thanks)2 [bidden] say grace ⇒ give thanks♦voorbeelden:1 dank je feestelijk! • thanks a lot/bundle!daar dank ik (liever) voor • I'd rather not, thank you2 heb je al gedankt? • have you said grace yet?
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.